Klompen
Het milieu waarin ik opgroeide was zeer eenvoudig; echte armoede was er nooit –tenminste niet in mijn herinnering. Maar dat ligt er ook maar aan hoe je armoede definieert. Mijn oudere broer en zussen hebben dat voor, in en net na de oorlog nog wel anders meegemaakt, maar er was in mijn tijd geen gebrek, niet aan voedsel, niet aan kleding. Wel werd er heel erg zuinig gedaan met kleding. Als moeder wat kon vermaken, dan werd dat eerst gedaan voor er iets nieuws kwam. Maar ja, kleren vermaken doet mijn vrouw nu ook nog vaak. Nu weliswaar als hobby maar toch. Zeker naar school kreeg ik geen afdankertjes aan. Schoenen in plaats van de door mij zo geliefde klompen. Thuis liep ik graag op klompen, liefst een beetje afgesleten exemplaren. Dan waren ze lichter en platter. Ging een klomp stuk, dan was het meestal het bovendeel dat eraf knapte. Dat werd gerepareerd met een klompenbandje, een ijzeren bandje met uitgestanste driehoekjes; dat bandje sloeg je met een hamer voorzichtig om de klomp, zodat de tandjes vastgrepen. Desnoods nóg een bandje en dan kon de klomp weer een tijd mee. Als het zool-deel was versleten, dan was het einde verhaal. Maar menigeen liep er zo lang op door, tot er een gat in de bodem zat. ’s Winters als er sneeuw lag, dan hoopte de sneeuw zich op onder je klompen. Ze kregen dan een ronde bal onder het loopvlak, zodat je er niet goed meer op kon lopen. Voor ons als kinderen was dat aanleiding om er een spel van te maken. We voelden ons een soort duikelaartjes.
Aan voedsel was zeker geen gebrek want voor groenten en aardappels en bruine bonen e.d. waren we zelfvoorzienend, met een flinke groentetuin. Daarover verderop meer. Luxe zaken kenden we echter niet of nauwelijks. En ja, wat is dan luxe. Voor ons was het al gauw 'luxe'. Een ijsje bij voorbeeld. Een reep chocola. Een hele reep voor mij alleen, ja dat was pure luxe! Van het eerste beetje zakgeld dat ik kreeg, kocht ik zaterdags wel eens een Kwattareep met het soldaatje achterop en dan gevuld. Dikke blokjes chocola met daar binnenin een zoete kleverige vulling die in de verte smaakte naar wat er op de wikkel stond: aardbei of vanille. Dat laatste was in ons gezin alleen een smaak. Wat vanille eigenlijk was, wisten we niet.
Maar wat je niet kent, mis je ook niet. Televisie bij voorbeeld, kwam bij ons vrij laat; telefoon nog later; echte vakanties kende ik pas vanaf het laatste jaar van de Mulo. In 1964 (ik was toen zestien) gingen mijn neef (en buurjongen) en ik voor het eerst op de fiets kamperen naar de Veluwe. Met een van Sporthuis Strootman in Hoogeveen gehuurde kampeeruitrusting van tent, luchtbedden en slaapzakken en een gastoestelletje. Toen ik op de lagere school zat, was per jaar één dagje uit met een door mijn vader gehuurde auto een onderneming waar we maanden naar uitkeken en minstens zo lang over doorpraatten. Zo’n fietsvakantie naar de Veluwe moest ik wel gedurende een jaar helemaal zelf bij elkaar sparen en er voor werken in de vakantie. En de fiets en brommer van mijn oudere broer schoonmaken voor een paar kwartjes . Maar dat vond ik normaal en achteraf ben ik blij dat ik op deze manier ben opgegroeid en opgevoed. Niets voor niets, je moet het zelf verdienen en regelen; helemaal niet verkeerd.
Maar nu eerst ...
wat familiefoto's uit diverse albums van mij en mijn familie, uit mijn gedigitaliseerde verzameling