Vroege jeugd en kinderjaren - Boodschappen en de koffiebus in de klerenkast

Hits: 66403

Artikelindex

 

 

Boodschappen halen bij de winkel van Aoldert Vos

De kruidenierswaren haalden we bij de winkel van Vos. Die was toen ter hoogte van waar nu de grote plantenwinkel van Tuincentrum Strijker zit. Daar lag een brug over het Krakeel en konden we de vaart dus oversteken. Tegenover was een smal ‘dijkje’ van Krakeel naar Coevorderstraatweg. Dat dijkje is er trouwens nog, al moet je goed zoeken als de struiken in blad staan. Het asfalt is hier en daar weg; er is in geen jaren onderhoud aan het wegje van nog geen meter breed gepleegd. Maar goed, daar was dus de kruidenierswinkel. Mijn moeder had een opschrijfboekje waarin alle noodzakelijke aanschaffen werden genoteerd. 

Eens per week werden de boodschappen gebracht. Moeder schreef wat ze nodig dacht te hebben de komende week op in een boekje, het boodschappenboekje. Dat bracht je naar de winkel en dan werden de bestelde waren thuis bezorgd. 

 Tussendoor had moeder ook wel eens wat nodig en dan werd ik of werden wij, buurmeisje en ik, naar de winkel gestuurd. ’t Was een eind lopen. Als je de winkel binnentrad ging er een bel, die aan een gebogen strip metaal boven de deur hing. Zelfbediening was er natuurlijk niet bij. Achter de toonbank waren er voorraadbakken met spullen. Zaken als rijst en suiker waren niet voorverpakt maar kreeg je mee in bruinpapieren zakken. Koekjes idem. Ik was verzot op krakelingen en Arnhemse meisjes (de koekjes heetten zo!). De laatste waren van bladerdeeg gemaakt, met een heel dun laagje stroop erop en grove suiker. Heerlijk. 

Voorraad

Thuis gingen de losse waren in voorraadbussen en –potten. In een ondiepe kast in de huiskamer stonden die. Daarin stonden ook de borden en kopjes en dergelijke. De kast heette bij ons dan ook de ‘koppieskaste’. Koffie werd bewaard in een heel grote metalen bus, die onderin de kleerkast stond, die ingebouwd was aan de andere kant van de woonkamer. Als die bus openging, rook het heerlijk naar koffie. Als er koffie opgeborgen of juist te voorschijn gehaald moest worden, deed ik dat graag. Om die geur natuurlijk. Opmerkelijk vond ik altijd dat moeder een hele voorraad koffie aanhield. Ik moest dan altijd goed oppassen dat ik het oudste pak pakte. Ik denk dat het houden van die voorraad te maken had met de oorlog. Op het platteland in Drenthe was de nood met etenswaren nooit zo hoog geweest als in het westen, maar koffie was ook daar natuurlijk zeer schaars geworden. Hoewel het jaren na de oorlog was, denk ik dat mijn moeder er onbewust nog steeds rekening mee hield dat koffie ineens weer op de bon zou zijn. Mijn oudere zus herinnert zich van die tijd in en net na de oorlog dat vader nog wel eens iets kreeg van de boeren bij wie hij door zijn werk als chauffeur kwam. Een paar pond rogge of tarwe. Maar iets extra’s als een koekje, een snoepje of zelfs een banaan of sinaasappel was er nooit bij. 

Of zo’n trekje  van “bang zijn dat de voorraad op zou raken” erfelijk kan zijn, weet ik niet, maar misschien is het toch doorgegeven: ik heb het ook wel een beetje. Van mijn espresso moet er altijd een pak méér zijn dan ik die week eigenlijk nodig heb. Als dat niet zo is, voel ik een soort onzekerheid. Idioot eigenlijk. 

naar boven