Vroege jeugd en kinderjaren - IJskristallen op de muur

Hits: 65160

Artikelindex

 

 

 

 

De schuur, kolenhok en turfopslag

En een groot deel van de schuur was gereserveerd voor het kolenhok en de turfopslag. Later kwam er ook een motor te staan die mijn broer had aangeschaft. Een Ariël. Ik had voordien nog nooit van het merk gehoord, maar het was een beul van een machine, 500 cc, en heel zwaar. Hij zag er heel stoer uit. Aan het stuur zaten allerlei handles. Ik kon hem nauwelijks in evenwicht houden. Ik denk dat mijn broer hem in een soort opwelling heeft aangeschaft, want hij heeft er maar een paar keer op gereden, en verder stond hij daar maar in de schuur. Stof te verzamelen. Ik heb een enkele keer als er niemand in de buurt was wel eens geprobeerd de machine aan te trappen. Dat ging ook al heel zwaar, en je moest vaak trappen voor de motor aansloeg. Het is me ook een keer gelukt, maar erop rijden mocht ik niet. De motor gaf een enorm doordringend geluid. Nee, dat was geen goede aankoop. 

    tafbeelding van een Ariel motor

 

Op de Sparta brommer die mijn broer later kocht, heeft hij wel veel gereden. Later kon ik die overnemen. Ik ging erop naar het station het laatste jaar van de kweekschool, en in militaire dienst reed ik –als het zomer was- op het ding heen en weer naar de kazerne in Havelte. 

  de Sparta brommer; eigenlijk hoorde je toentertijd een Puch of een Kreidler te rijden als je erbij wilde horen maar daar had ik geen geld voor (over) 

 

Een keer kreeg ik pech onderweg. Bij de tweetaktmotortjes had je destijds nog wel eens last van een vervuilde bougie. Dan zat er aanslag op de contactpuntjes en dan vonkte de bougie niet goed meer. Gelukkig had ik altijd een bougiesleutel en een koperen borsteltje bij me, zodat ik het ongemak onderweg vrij snel weer verholpen had. Een pak van mijn hart, want wat moest je anders. Mobiele telefonie bestond zelfs nog niet in science fiction, een Anwb dienst voor tweewielers was er ook niet, en mijn route liep door dun bevolkt gebied, weilanden en natuurgebieden (waaronder het nog steeds wonderschone Landgoed Reebruggen tussen Ansen en Diever). 

Steeds een kamer erbij

Toen de kinderen groter werden, timmerde mijn vader op zolder slaapkamers. Drie stuks in de loop van de tijd. Mijn oudste zus was het huis uit maar op een gegeven moment sliepen we met z’n drieën op zolder. Mijn tweede zus, mijn broer en ik. Er kwam een houten trap in plaats van de ladder. De trap werd van het achterhuis afgescheiden en in die ruimte stonden op den duur een koelkast en een wasmachine en centrifuge. Boven bestonden de slaapkamertjes voornamelijk uit plaatwerk: hardboard en ik geloof ook wel asbest. Het dak werd simpel afgetimmerd, ook met hardboardplaten. Van isolatie had niemand gehoord. De zolder was origineel afgewerkt met kippengaas tegen een soort asfaltpapier, en daar boven zaten de dakpannen. De muur was beneden wel met een spouw maar boven was het slechts een halfsteens muurtje. Geen wonder dus dat het binnen ongeveer even warm –of koud-  was als buiten… 

IJskristallen op de muur

’s Winters sliepen we diep onder een dikke laag dekens. Wollen AaBe dekens en een 'gestikte deken'. Koud heb ik het geloof ik niet gehad. Als het erg was, mocht je een kruik mee, of die werd tevoren in bed gelegd zodat het een beetje opgewarmd was als je onder de dekens kroop. Maar het was vrij normaal om ’s morgens als je wakker werd de muur te zien glinsteren van het ijs dat erop was gevormd van je adem. Op de deken bij je gezicht was het dan wit van de rijp van je bevroren adem. De ramen konden niet meer open want overal zat ijs tussen. Dat was wel goed tegen de tocht. Tja, het lijkt me nu bijna onvoorstelbaar dat we dit toen gewoon vonden: nou ja, we kenden niet anders. Wat leven wij dan nu in een luxe, denk ik nog vaak. Alleen al om de vanzelfsprekende aanwezigheid van centrale verwarming en in overvloed beschikbaar drinkbaar water en in het hele huis warm water. Op onze reizen zien we nog regelmatig situaties dat de mensen het zonder stromend water moeten doen, laat staan dat ze warm water hebben. Thuisgekomen kan ik dan weer extra genieten van de dingen die bij ons nu zó gewoon zijn. 

Twee kamers

Toen mijn zus en broer op den duur het huis uit gingen, kreeg ik de beschikking over hun beide kamers. Voortaan had ik een slaap- èn een studeerkamer. Wat een luxe vond ik dat. Het derde kamertje stond vanaf toen leeg, maar werd spoedig gebruikt voor het drogen van de bruine bonen en voor het overwinteren van geraniums, fuchsia’s  en dat soort dingen. Jarenlang heb ik mijn studeerkamertje verwarmd met een petroleumkachel, een soort voorloper van de nu bekende Zibro-kachels, maar lang niet zo luxe. Ook dat was niet zo gezond want de vlam stond in open verbinding met de lucht in de kamer. Gelukkig waren er kieren genoeg zodat er automatische ventilatie was. Later werd het beter. Er werd een gasleiding naar boven aangelegd en ik kreeg een wandkacheltje op aardgas met een afvoer via een pijpje in het dak. Ik was er de koning te rijk mee. Ik kreeg een bureau dat mijn vader op de kop had getikt op het bedrijf. Ik knapte het op en had er een ruim bureau aan. Later heb ik het nog een paar keer opgeknapt, een keer alle verf eraf gehaald en toen gebeitst. Toen ik naar de flat verhuisde, maakte ik er een grote nieuwe dekplaat op van 2,5 cm dit massief grenen. Aan dat bureau zit ik deze tekst te maken. 

Verder had ik een paar eenvoudige rieten stoelen, en toen mijn getrouwde zus nieuw meubilair aanschafte, kreeg ik twee zit/leunstoelen. Zo kon ik comfortabel ‘wonen’ in mijn twee kamers, terwijl moeder voor de huishoudelijke taken zorg droeg. Zo heb ik vrij lang bij mijn ouders gewoond. 

 

naar boven