dag 6: KOLMANSKOP EN LÜDERITZ vr 20 okt ROUTE
Het programma: “De spookstad Kolmanskop ligt in het Sperrgebiet. De hoogtijdagen van dit voormalig diamantmijnwerkersstadje lagen in de jaren ’20 van de vorige eeuw. Toen op andere plekken echter grotere diamantvoorraden werden gevonden, betekende dit het einde van het stadje. Binnen 40 jaar ontstond, bloeide en stierf Kolmanskop. We zien de overblijfselen van statige gebouwen, die herinneren aan welvarende tijden. Nu zijn zij ten prooi gevallen aan het woestijnzand. Ook gaan we naar de kustplaats Lüderitz. Dit plaatsje heeft door de geïsoleerde ligging, de manier waarop de koloniale bouwwerken tegen de rotsen aangeplakt lijken, het frissere klimaat en de in de golven van de Atlantische Oceaan duikende pinguïns en zeerobben, een bijzondere uitstraling. We zien Diaz Point: de plek waar ontdekkingsreiziger Bartolomeu Dias in 1488 een stenen kruis achterliet, nadat hij de tocht rondom Kaap de Goede Hoop volbracht had. Tot slot hopen we in de omgeving van Aus de wilde paarden van de Namib te zien, die zich bijzonder goed hebben aangepast aan de moeilijke leefomstandigheden in de woestijn. (ca. 250 km)”
Deze keer wordt het programma exact zo uitgevoerd. Zij het met vertraging. We staan al om zes uur op want we zouden om acht uur weg. De bus blijkt echter nog niet gearriveerd. Dus kunnen we nog een anderhalf uur op ons terrasje zitten. Omdat het terras nu helemaal in de schaduw ligt, is het daar nog frisjes en zet ik de stoel toch maar voor het huisje in het zand. Daar is het lekker in de zon. Pas tegen half tien komt de nieuwe bus aan. Een echte bus met 42 zitplaatsen, zodat we heel luxe allemaal bij het raam kunnen zitten en ruimte hebben voor de fotospullen op de stoel naast ons. Super.
in de zon is't al lekker
Spookstad Kolmanskop
We gaan dus op pad en komen tegen elf uur aan bij de spookstad Kolmanskop of Kolmanskuppe. Net op tijd voor de laatste tour alweer van deze dag. Nog snel even naar een toilet en dan kunnen we achter de gids aan. Engels of Duits, het kan allebei. Wij gaan voor Engels. De tour begint in het hoofdgebouw waar ook een klein restaurant is. In de gymzaal, die ook wel voor toneel kon worden gebruikt, start het verhaal. Er zijn foto’s van die vroege jaren waarin de sky de limit leek. De diamanten lagen soms letterlijk voor het oprapen. Het zou anders lopen.
Hoe Kolmanskop aan zijn naam komt? Deze verklaring lees ik het meest: ‘Dit is vernoem na die transportryer Johnny Coleman, wat tydens 'n sandstorm sy ossewa verlaat het om langs 'n helling teenoor die nedersetting te skuil.’ (bron: af.wikipedia.org) In de tijd van twee jaar werd de stad uit de grond gestampt. Daar was reden voor want er heerste een diamantkoorts.
Tot de Eerste Wereldoorlog werd hier in deze streken, het Diamant Sperrgebiet, meer dan een ton (1000 kg!!) aan diamanten gevonden. Ze lagen vaak gewoon aan de oppervlakte; je hoefde ze maar op te rapen. Al snel kwam men erachter dat de meeste diamanten slechts in een smalle kuststrook lagen. En die raakte een keer uitgeput natuurlijk. Het is bijna ongelooflijk maar ooit was deze spookstad (eigenlijk is het meer een spookdorp) een modern stadje met Europese allures en luxes. De 300 Duitsers die hier woonden hadden 800 Ovambo’s als arbeiders in dienst. Er was eigenlijk al sprake van apartheid: de Ovambo’s mochten bij voorbeeld niet in de stad wonen.
In 1911 was er al elektrische stroom en er waren een casino, een bibliotheek, een gymzaal die nu nog te zien is, net als de kegelbaan. Er was zelfs een ijsfabriek, een extravagante luxe hier midden in de woestijn, als je bedenkt dat het water per schip uit Kaapstad, ruim 1000 km verderop, moest worden aangevoerd. Vanaf Lüderitz (9 km ver) werd het water in vaten op muilezels naar Kolmanskop gebracht. Ieder lid van de mijnambtenarengezinnen kreeg per dag 20 liter water en een halve ijsstaaf voor de ijskast. Verse melk was gratis. De ijsfabriek of wat ervan over is, is te bezichtigen in een gezamenlijke tour met gids. De bakken met koelelementen zijn er deels nog. Ook van de elektrische installatie zijn er relicten. Ernaast, vanwege de koele temperaturen, was de slagerij.
In 1956 verlieten de laatste bittereinders de plek omdat er geen diamant meer te vinden was. Pas na 1980 is men het dorp en wat ervan over was, gaan beschermen. Heel wat bouwelementen als deuren en kozijnen verhuisden voor die tijd namelijk naar Lüderitz om daar opnieuw gebruikt te worden. Een aantal gebouwen en zalen is nu als museum ingericht. Zo is de woning van een rijke koopman nog redelijk intact, met huiskamer en slaapkamer. Al is waarschijnlijk het meubilair niet origineel. De koopman kon alles leveren, als je geld had. Kaviaar, champagne, zalm, de nieuwste Europese mode.
twee opnamen vanuit de lucht van de spookstad Kolmanskop (bron internet) Hierboven het hoofdgebouw met gymzaal, café en toiletten buiten.
het huis van de schooldirecteur; het enige dat niet toegankelijk is wegens instortingsgevaar
de kegelbaan; hij functioneert nog met Duitse precisie
de wegen stuiven bijkans onder met zand
interieur van het koopmanshuis
het treintje waarmee men water en ijs bij de huizen bracht, en ook personen
watertanks
detail van de leidingen in de koelruimte waar ijs gemaakt werd
buiten woedt ondertussen een kleine zandstorm
het ziekenhuis, waar de volgende opnamen voornamelijk gemaakt zijn
Zandstorm
Anderen gebouwen zijn op eigen houtje na de tour te bezichtigen. Dat is wat wij gaan doen. We worden daarbij niet weinig gehinderd door een echte zandstorm. De fijne korrels snijden in je gezicht en dringen overal in door. Ik heb mijn spiegelreflexcamera bij me met mijn ouwe trouwe Sigma zoomlens 18 – 250 mm. Telkens als ik een foto wil maken haal ik hem even onder mijn jack vandaan, maar het mag niet baten. Er komt zand tussen de zoomring. Later die dag zal het onheil dat die minuscule korreltjes aanrichten, zich openbaren. De mooiste fotolocatie is misschien wel het ziekenhuis, het ‘Krankenhaus’. De ruimtes aan de windkant liggen bijna vol met zand dat door kapotte ruiten binnenkomt. Het vormt soms fraaie duinen in de vertrekken en als geen onverlaat er zijn voetstappen op heeft achtergelaten, kun je hier prachtige, zeer vervreemdende foto’s maken. Ik probeer zo veel mogelijk met bestaand licht te werken. Flitsen slaat foto’s dood, is mijn mening. De streling van het licht over de zandgolfjes kun je alleen met available light vastleggen. Daar is het dak stuk: het zonlicht stroomt er in streepjes door naar beneden en vormt op de vloer een soort rooster. De onbarmhartige natuur wint het verloren gegane terrein langzaam terug; de beschaving verdwijnt onder het zand. Misschien is dit een beeld voor het naderende onheil dat de klimaatverandering voor delen van de wereld in petto heeft? Wie weet. Een beetje huiveringwekkende ervaring vond ik het rondlopen in deze decors wel. Letterlijk onheilspellend.
Toornende elementen
We kijken in nog enkele huizen. Je mag overal in, behalve in het huis van de schooldirecteur. Dat staat namelijk op instorten. In sommige huizen kun je alleen nog door een spleet boven in de deur boven het zand van het ene naar het andere vertrek, zo hoog ligt het zand. Op een gegeven moment raakt onze tijd op. We hebben ook genoeg van die misselijke zandstorm. Natuurlijk hoort het er hier wel bij, en brengt het nog een extra dimensie aan. Volgens de gids was het ook niks bijzonders. De elementen toornen en zullen wel eens laten zien wie er wint. Met de capuchon over mijn hoofd en de ogen bijna dichtgeknepen, de camera onder de jas, haasten we ons naar het restaurantje. Daar schenken ze een echt goeie kop koffie.
Met de bus naar Lüderitz is maar even. We rijden het stadje door in een korte sightseeing tour. We maken foto’s van het kerkje en de baai erachter. Van het stadje valt niet veel te zeggen. Wat Duits aandoende architectuur is er zeker nog. Duitse namen, een verweerd bord met de tekst ‘Eisen & Metall Giesserei’.
kerkje van Lüderitz en woonhuis met de oceaan op de achtergrond
Shark Island
We rijden naar de kust. Shark Island. Nu is er een camping van NWR, Namibia Wildlife Resorts. De camping is verlaten. Het seizoen moet hier nog beginnen. ’s Zomers hier kamperen, ja, dat moet wel iets hebben. Toch heeft dit stukje kale rots, dat hier blikkerend in de felle zon en gegeseld door de harde wind voor me ligt, een huiveringwekkende geschiedenis. Hier was een van de eerste concentratiekampen van de Duitse overheid. Je mag zelfs wel spreken van vernietigingskamp. Onze RL vertelt er niets over maar ik weet er toevallig iets van omdat ik het slot van het boek van Conny Braam nog op mijn netvlies heb.
Shark Island
beneden is nu de camping van NWR
Vernietigingskamp
Uit een daarin geciteerde brief van een van de hoofdpersonen, de fotograaf en avonturier Conradt, aan zijn broer in Duitsland: “Vandaag zag ik hoe een Witbooi na een mislukte ontsnappingspoging werd gestraft. Andere Witboois moesten toekijken. Ik vroeg de luitenant of hij in Duitsland ook iemand zou kunnen doodranselen. Hij antwoordde glashard: ‘Het concept van leven en sterven is voor deze mensen niet hetzelfde als voor ons.’ Op het strand zag ik vrouwen en kinderen. Tientallen. Niets meer dan geraamten. Ze lagen daar te sterven. Vlakbij liepen Duitse vrouwen in sierlijke jurken afgezet met kant, ze gingen inkopen doen voor Kerstmis. Hoe kan het dat dit adembenemend mooie land met zijn zachtaardige bevolking van zoveel blanken beulen en sadisten maakt? Dat iedere vorm van christelijke naastenliefde hen verlaat? Schuilt er dan in ieder van ons een gewetenloze duivel?”
De Duitsers hebben Shark Island bedacht als plaats om de laatste Witboois een bittere dood te doen sterven. Militair zijn ze verslagen. Het gaat voornamelijk over vrouwen en kinderen; duizenden. En men heeft het deze keer in de Heimat wél geweten: “Commandant Von Zülow, hoofd van het Etappenkommando in Lüderitzbaai, heeft zich tot gouverneur Von Lindequist gericht: ‘Het valt me steeds zwaarder mijn officieren en manschappen nog langer op te zadelen met dit beulswerk. In de Kaapse kranten verschijnen dagelijks ooggetuigenverslagen van de gruwelen die zich hier voltrekken. Ik ben niet langer bij machte deze berichten tegen te spreken. Het strand ligt soms vol met lijken. Ik vraag u: stuur de overlevenden alstublieft naar een reservaat.’ In de Rijksdag toont de sociaaldemocraat Georg Lebedour foto’s van de verschrikkingen op het eiland en stelt dat zijn miljoenen partijgenoten met afschuw zijn vervuld over deze volkerenmoord. Hij wordt door andere parlementariërs uitgescholden voor Negerfreund en vijand van het kolonialisme. Men wil weten hoe hij aan die foto’s komt.”
“Die avond schrijft Wolfram een rapport voor gouverneur Von Lindequist:
Van de Hottentotten en Bosjesmannen hebben 151 mannen, 279 vrouwen en 143 kinderen het eiland overleefd. Ik heb niet precies kunnen vaststellen hoeveel er tot welke stam behoren. Met zekerheid kan worden aangenomen dat er van de tweeënhalfduizend Witboois en Bethaniërs nog ongeveer vierhonderd in leven zijn, van de Franzmannen en Khauas enige tientallen en slechts één Veldschoendrager. Ik heb zeer zeker geen Grootedoden gezien of Riemvasmakers, Berseba’s en Rode Natiërs. We kunnen ervan uitgaan dat sommige stammen in z’n geheel zijn omgekomen. Van de overlevenden zijn er velen zo ernstig ziek dat ze naar verwachting snel zullen sterven. Slechts vijfentwintig Hottentotten zijn in staat direct aan het werk te worden gezet. De rest zal moeten aansterken voor ze tot enige arbeid in staat zijn. Verder kan ik melden dat er in het concentratiekamp van de firma Lenz vele duizenden Herero zijn gestorven. Voor de juiste aantallen zult u zich tot de firma Lenz moeten wenden. Hoewel ik vermoed dat het exacte aantal doden nooit precies vastgesteld zal kunnen worden.”
Citaten uit: Ik ben Hendrik Witbooi, door Conny Braam. Amsterdam 2016, (uit het e-boek).
Goed, dat soort verhalen schieten dus door mijn hoofd als ik hier rondloop. Ik heb diverse mensen van ons gezelschap al op het boek gewezen. Sommigen namen zich meteen voor het te gaan lezen. Wil je echt iets weten over dit land en zijn ziel, dan zou je dit boek moeten lezen. Het is spannend, het is een roman, maar wat er in staat is bijna allemaal historie. Helaas.
Schedels gerepatrieerd
Er staan op een ruim aangelegd gedenkteken op het schiereiland twee herinneringsstenen: een voor de stichter van de stad: Adolf Lüderitz en een voor Kapitein Cornelius Fredericks van de Orlam stam. Hij streed vaak aan de zijde van Hendrik Witbooi tegen de ‘Schutztruppen’. In 1906 werd Fredericks gevangen gezet hier op het Shark Island concentratiekamp, samen met 1795 andere Nama mensen. De meesten kwamen om door de ijzige wind, ondervoeding en grove verwaarlozing. Hun lichamen werden bij eb begraven in het zand maar spoedig door de oceaan meegenomen, waar de haaien zich tegoed deden aan de resten. Fredericks stierf in 1907. Hij werd van zijn hoofd ontdaan en dat werd naar Duitsland gestuurd voor onderzoek naar raciale superioriteit. Tja, ook toen al. Duitsland is nu bezig met Wiedergutmachung. In 2011 werden de eerste schedels gerepatrieerd:
“De terugkeer van menselijke resten uit Duitsland staat in Namibië de afgelopen jaren hoog op de politieke agenda. In september 2011, iets meer dan twee decennia na de onafhankelijkheid, vond onder grote publieke belangstelling de eerste repatriatie plaats, van elf Nama- en negen Herero-schedels. De Namibische regeringspartij SWAPO (South West Africa People’s Organisation) stuurde een delegatie van zo’n zeventig politici, museumambtenaren, kerkleiders en Herero- en Nama-vertegenwoordigers naar Berlijn om de twintig schedels in ontvangst te nemen en organiseerde dagenlange herdenkingsplechtigheden. Toen het vliegtuig met de schedels op 4 oktober 2011 aankwam op het vliegveld Hosea Kutako van de Namibische hoofdstad Windhoek, werden de menselijke resten én de delegatie verwelkomd door honderden uitgelaten burgers. De menigte moest van de taxibaan verwijderd worden voordat de kwetsbare schedels veilig – en plechtig – konden worden uitgeladen.” (Bron: Leonor Faber-Jonker: in Historisch Tijdschrift Groniek: ‘Meer dan een object, De terugkeer van twintig Namibische schedels uit Duitsland’ te vinden in: University of Groningen Press: ugp.rug.nl/groniek/article/download/30230/27530.).
Ik besef dat dit geen vrolijk verhaal is in een reisverslag. Maar het moet wel verteld worden. Niet om de Duitsers na te wijzen. Maar misschien leren we toch nog een keer iets van de geschiedenis, hoewel al vaak bewezen is dat we daar niet veel van hoeven te verwachten. In ieder geval hoort dit verhaal bij de geschiedenis van Namibië en van Shark Island in het bijzonder. En daar mag je best even bij stilstaan op dit strand dat nu camping is.
Lüderitz
Van dit schiereilandje naar de kern van Lüderitz is het maar een stukje rijden. We rijden langs het Woermann Haus. De Woermann Linie was een scheepvaartlijn in Hamburg die voornamelijk op West-Afrika voer. Deze lijn was de enige die in de oorlog tegen de Herero in 1904 voor de aanvoer van voorraden zorg droeg. Voornamelijk alcohol en geweren, lees ik ergens. Later zorgden de schepen voor de bevoorrading van de diamantmijnen langs de kust. Hier begon ook de spoorlijn van Lüderitz naar Aus. Wij vinden een heerlijk plekje om even op adem te komen op het terras van de Lüderitz Yacht Club. Uitzicht op de baai en de promenade. Beneden heeft een souvenirverkoper al zijn houten neushoorns en olifantjes uitgestald. Er is geen mens te zien. Het restaurant blijkt een uitstekende lunchkaart te hebben. Wij kunnen de verleiding niet weerstaan. Riet neemt grote garnalen en ik zeetong. Tong! Die staat bij ons zelden op een kaart en zo ja, dan tegen ‘dagprijs’ wat meestal drie tientjes of meer betekent voor een tongetje. Hier krijg ik een tong die nauwelijks op mijn bord past, en dat voor iets meer dan omgerekend een tientje. Hij is verrukkelijk. Een Windhoek Lager erbij en goed gezelschap, wat wil je nog meer. Weer dat vakantiegevoel!
Woermannhaus
Op het terras van de Lüderitz Yacht Club eet ik een heerlijke zeetong
Diaz Point, van Bartolomeus
Na de lunch rijden we naar een ander uitsteeksel in zee: Diaz Point. Het is een verplicht nummer. Op zijn ontdekkingsreizen langs de kust van Afrika op zoek naar een doorgang naar Indië heeft de Portugees Bartolomeus Diaz een aantal gedenktekens achtergelaten. Eén daarvan, een kruisbeeld, werd op 25 juli 1488 hier opgesteld op deze landtong die nu Diaz Point genoemd wordt. Wat er nu staat is een kopie, want het originele kruis staat sinds het Diaz-jaar 1988 in een museum in Windhoek. Als we uit de bus stappen, moet de chauffeur de deur met alle macht tegenhouden, zo’n sterke wind staat er. Het is bovendien een frisse wind. Alle kleren wapperen en klapperen aan ons lijf. Staan lukt alleen gebogen. Een van de oudere dames wordt compleet omver geblazen, gelukkig zonder ernstige gevolgen. Naar het kruis toe lopen kan wel maar de brug die er vroeger lag, is ingestort. Over de rotsen lukt het ook, maar wij laten in deze harde wind die ervaring aan ons voorbij gaan. Ik kan met mijn superzoomcamera het kruis toch wel fotograferen. Ook maak ik foto’s van de ruige zee, die hier met witte schuimfonteinen stuk slaat op de rotsen.
Diaz Point
ruige zee door de harde wind
Uitgewaaid
Op weg hier naartoe zagen we in een baai een eenzame surfer. Tussen de woestijn en de zee is Kanaal Lüderitz gegraven. Het is een km lang en 8 m breed. De vorm van het kanaal is dusdanig, dat het mogelijk moet zijn om snelheden richting de 100 km/u te bereiken. Lüderitz is wellicht de meest windzekere plek op aarde. In het Afrikaanse voorjaar is windkracht 10 eerder regel dan uitzondering. De Fransman Antoine Albeau heeft in 2015 zijn eigen snelheidsrecord verbroken met 53,27 knopen. 53 knopen is bijna 100 km/h.
Als we voldoende zijn uitgewaaid rijden we terug. Onderweg zie ik vanuit de bus weer de spookstad Kolmanskop, nog steeds gehuld in nevelen van zand. Een eindje verder is onze laatste stop: bij een bron met waterplaats kunnen we de wilde paarden van de Namib zien. De paarden zijn niet echt wild maar leven wel in het wild. Ze worden daarbij wel geholpen, o.a. met deze waterplaats. De groep telt tussen de 140 en 100 dieren. Er zijn verschillende theorieën over de herkomst van de paarden.
Herkomst wilde paarden van de Namib
Naar verluidt zijn er in 1915 een paar paarden ontsnapt van het Zuid-Afrikaanse leger. Door de chaos die ontstond bij een bombardement van de Duitsers konden ze ontsnappen, maar doordat de Zuid-Afrikanen de Duitsers op de hielen zaten, was er geen tijd om de paarden te gaan vangen. Dat dit later ook niet meer gebeurd is, hebben de paarden te danken aan het Sperrgebied dat ingesteld was in 1908 voor de diamantkoorts. In dit gebied mocht niemand komen, geen jagers, maar ook geen paardenvangers. Deze paarden hebben zich met succes voortgeplant en zich aangepast aan het leven in de woestijn. Er wordt gezegd dat deze paarden vijf dagen zonder water kunnen. Al daalt hun aantal onder de 100 bij hele droge jaren…
Duwisib castle
Een andere theorie is dat deze paarden afkomstig zouden zijn van de plaatselijke paardenfokkerij van de Duitse Baron Von Wolf van het Duwisib castle. Dat kasteel, dat hier in de buurt staat en dat wij helaas niet bezoeken, is begin 20e eeuw gebouwd. De baron spaarde kosten noch moeite en zijn droomhuis werd werkelijkheid. Compleet met een stoeterij voor renpaarden. Hoe bedenk je het, zo midden in de woestijn. Maar goed. Al snel brak de Eerste Wereldoorlog uit. De baron, militair in hart en nieren, meldde zich bij het leger. Enkele weken later sneuvelde hij al bij de Slag bij de Somme in 1916. Zijn Amerikaanse vrouw heeft nooit terug willen gaan naar Duwisib Castle. De wilde paarden die in dit gebied rondlopen, zouden nog afstammelingen zijn van de volbloeden van baron Von Wolf.
In 1991 werden 276 paarden geteld. In 1992 stierven er veel als gevolg van de droogte en 104 paarden werden gevangen. Bijna de helft van deze gevangen paarden stierf binnen 5 jaar. Gevangenschap doet hen dus kennelijk geen goed maar een lange periode van droogte evenmin. Er is –uiteraard tegenwoordig- discussie over deze paarden. Sommigen menen dat ze een historisch onderdeel van Namibië vormen en dat ze om die reden behouden moeten worden. Anderen menen dat ze concurrentie vormen voor inheemse dieren en daarom hier niet gehandhaafd zouden moeten worden. Dat laatste lijkt nogal mee te vallen. Wat ik me wel afvroeg: waar leven deze dieren van?! In deze desolate, intens droge en hete omgeving! Maar ze zagen er voor mijn lekenoog redelijk gezond uit.
Van Pentax naar Nikon camera
Als een van de paarden uit de verte in draf aan komt rennen met wapperende manen wil ik de zoomring van mijn telezoom op mijn Pentax spiegelreflex draaien om in te zoomen. Dat lukt wat al te goed. De ring heeft geen weerstand en neemt de lens niet mee. Wel kraakt er iets. Het objectief blijkt onherstelbaar beschadigd. Zand. Souvenir van Kolmanskop. Thuis krijg ik van de reisverzekering nog € 20,23 vergoed. Voor een acht jaar oude lens en € 50 eigen risicio…tja, wat wil je. Gelukkig heb ik nog mijn Nikon B 700 bij me. Met deze ‘bridgecamera’ zal ik alle komende opnamen deze reis maken. En ik moet zeggen: zeer tot tevredenheid. De camera is een stuk lichter en handzamer dan de Pentax met zoomlens, en presteert bijna net zo goed. De 60 keer optische zoom is uit de hand bruikbaar en levert bijna altijd een scherpe foto. Dat zoombereik komt overeen met een 1440 mm (!!) lens op een full frame camera…De groothoekstand reikt tot 24 mm omgerekend. De kleuren zijn goed, de 20 megapixels zijn ruim voldoende en de kleinere sensor levert toch best goede prestaties. De achtergrond is redelijk goed onscherp te krijgen als dat gewenst is. De bediening en mogelijkheden doen erg denken aan mijn spiegelreflex. Nee, ik denk niet dat ik een nieuwe zoomlens koop, hoewel… de Sigma 18-300 wel heel mooi is. En betaalbaar.
Verderop stoppen we nog even op een plek die de RL weet, waar nog een stukje oude spoorrails ligt van de oude lijn Lüderitz-Aus. Inderdaad, half onder het zand gestoven ligt er nog een stuk rails. Deze oude lijn werd destijds (in 1905-06) sneller aangelegd dan de nieuwe lijn, waar men al jaren mee bezig is en die steeds tegenslag ondervindt. Het stuivende zand schijnt voor problemen te zorgen.
Mooi op tijd zijn we terug bij onze uitstekende lodge Klein Aus Vista. Op het terras van onze bungalow is het goed toeven in de namiddag. ’s Avonds weer een uitstekend diner in de eetzaal op de eerste verdieping van het hoofdgebouw.
En de zon gaat weer in vlammend oranje onder.