dag 12: WERELDERFGOED TWYFELFONTEIN do 26 okt ROUTE
Het programma: “Damaraland is een van de minst bevolkte gebieden van Afrika en thuis van de zeldzame woestijnolifant. We bezichtigen hier het enige officiële werelderfgoed van Namibië: Twyfelfontein. In deze vallei bewonderen we enkele van de honderden prehistorische rotstekeningen van de San. Sommige tekeningen, die ooit fungeerden als landkaart van de omgeving, zijn wel 6.000 jaar oud! Ook brengen we een bezoek aan het Damara Living Museum, waar we inzicht krijgen in de cultuur en tradities van een van de oudste volkeren van Namibië. We overnachten in de omgeving van Twyfelfontein. (ca. 240 km)
HOTEL: Madisa Camp
Op dag 12 verblijft u een nacht in Madisa Camp, waar u in ‘tented’ lodges verblijft. De tenten zijn eenvoudig ingericht en beschikken over een eigen badkamer met douche en toilet. Dankzij zonne-energie is er ’s avonds warm water en licht beschikbaar. Ook beschikken de tenten over petroleumlampen. Het kamp ligt in een schitterende omgeving en is exclusief voor onze groep geblokkeerd, wat uw verblijf hier uniek maakt. Het beschikt over een restaurant en een zwembad, waar de zeldzame woestijnolifanten soms een kijkje komen nemen. Bij het diner krijgt u een drankje aangeboden. Vergeet niet ’s avonds de Melkweg te bewonderen! Bij helder weer is deze zeer goed te zien in deze omgeving.
A Few Things To Know:
- Madisa does have wild animals around and is not fenced off so it is good to stay alert and responsible at all times.
Some advice when the Desert Elephant pass through…
Do not shine torches at elephants this makes them aggressive.
Do not run, stop and slowly walk away.
Do not scream or make loud noises.
Stop and listen for branches breaking and ‘rumbling’ noises if moving around at night.
Do not take flash photographs, if they are close by just enjoy watching them. Keep your distance. The elephants know we are here, if the situation is calm they will remain calm. So please help us to give the elephants the respect they deserve.”
belangrijk kruispunt
Voor mijn gevoel gaan de wegen alle drie nergens naartoe
Na het ontbijt trekken we de koffers door het losse zand naar de bus. Het weer is net als gisteren: grauw en grijs; boven zee hangt een kille nevel. Het eerste stuk is dezelfde weg als gistermiddag. Vlak aan de oceaan zie ik weer een stuk of zeven spiesbokken. Maar nu slaan we bij Torra Bay linksaf, de C39 op, richting Khorixas. Op het kruispunt stoppen we. Het zand heeft de achterkant van de witte bus bruin gemaakt. Het is een groot en breed kruispunt. Er staan richtingborden naar Khorixas, Torra Bay en Henties Bay, en er staat een voorrangsbord (!) maar voor mijn gevoel gaan de wegen alle drie nergens naartoe. Ze noemen dit wel een maanlandschap. Ik weet niet hoe het er op de maan uitziet, maar de verlatenheid en ruimtelijkheid is hier, denk ik, even voelbaar. Indrukwekkend. Ik neem het barre landschap nog een keer goed in me op want vanaf nu rijden we weer landinwaarts. En dat is na een tiental kilometers al duidelijk te voelen en te zien. Hier schijnt de zon weer volop en het eerste kledinglaagje kan al snel uit.
vanaf hier gaan we weer landinwaarts
Welwitschia Mirabilis
Een eind verder stoppen we weer. Wat kan het weer hier snel anders zijn. Nu slaat de warmte me al tegemoet als ik uitstap. De verlatenheid van het landschap is nog even groot maar de zon maakt het vrolijk; het zand krijgt weer kleur. En: hier is wel iets te zien, iets levends. Iets heel bijzonders zelfs. Het gaat om de Welwitschia Mirabilis. Welwitschia Mirabilis is een heel bijzondere, zeer zeldzame plant. Het is de enige vertegenwoordiger van het geslacht Welwitschia, op zijn beurt het enige geslacht in de familie Welwitschiaceae. De plant komt alleen voor in de kuststreken van Angola en Namibië, en is vernoemd naar de Oostenrijkse arts en botanicus Friedrich Welwitsch. De naam in het Afrikaans is "tweeblaarkanniedood". Die naam zegt veel over de plant: hoewel je dat als leek niet zou zeggen als je het chaotische hoopje groen op de grond ziet liggen, heeft de plant slechts twee bladeren. Die zitten aan een korte stam die voornamelijk in de grond zit en er nauwelijks tien tot twintig cm bovenuit steekt. ‘Kanniedoodnie’, omdat de plant gemiddeld wel 500 tot 600 jaar oud kan worden en er zijn exemplaren bekend van wel 2000 jaar oud. En hij leeft in een omgeving die aan geen andere planten voldoende levensvoorwaarden biedt.
de wantsen die voor voortplanting van de plant zorgen, en trouwens hier ook voor hun eigen voortplanting lijkt me.
bloemknoppen
de stam van een Welwitschia; een van de vreemdste planten die ik ooit gezien heb...
De plant is tweehuizig (dat wil zeggen dat er aparte mannelijke en vrouwelijke planten zijn) en is voor haar bestuiving aangewezen op een kleurige wants, de welwitschiawants. We hebben het geluk dat we die ook zien, zelfs een parend stel. Ze hebben felrode poten en wit-gele dekschilden met zwarte stippen. De eerste plant die ik zie, staat in een omgeving van kaal heet zand waar ver in de omtrek niets anders groeit. Verderop staan nog wat Welwitschia’s. Verder niets, ook geen verdord gras. Het regent hier zelden (gemiddeld 1 tot 100 mm per jaar) en dat is niet genoeg voor de plant. Ook de condensatie van mist uit zee, wat te vergelijken is met een neerslag van 50 mm, is niet voldoende. De plant haalt haar water vooral uit ondergrondse waterbronnen en -stromen. Vandaar dat grote ondergrondse deel van de stam. Later zien we bij lodges wel uitgegraven stammen van Welwitschia’s. Dat zijn forse stobben die mij qua vorm wel wat doen denken aan koraal. Hopelijk waren die planten al dood. De plant is, zoals ik al schreef, zeldzaam, zo zeldzaam zelfs dat hij in buurland Angola tegen verzamelaars beschermd wordt door landmijnen eromheen… Hier is van bescherming niets te merken. We kunnen er zo bij. In de Amsterdamse hortus schijnen ze een exemplaar te hebben. Toch eens gaan kijken.
Springbokwasser
Algauw bereiken we dan Springbokwasser: niet meer dan een toegangspoort naar het Skeleton Coast park met camping en er is zelfs een huisje met spoeltoiletten. Aan de horizon vreemd gevormde bergen. Een richtingbord meldt: Khorixas 171 en Outjo 301 km. Die kant moeten wij op.
Weer een eind verder zien we de eerste begroeiing van lage grijs-groene struikjes en daartussen loopt ineens een eenzame giraffe. Van woestijnolifanten geen spoor. Die zijn niet voor niets zeldzaam. Weer een stop. Nu bij een rijtje stoffige afdakjes met een mevrouw erbij die souvenirs verkoopt. ‘Traditional Hand Craft Market’ staat er onhandig op een bord geverfd. Echte Damara spullen. Het zijn wat sneue poppetjes, dierenfiguren en meer van dat spul. Mijn vrouw koopt er toch een paar poppetjes. Ze zijn in ieder geval origineel en handgemaakt; geen ‘made in China’. Aan de overkant van de weg staat een ezelkarretje met een witte en een bruine ezel ervoor. Twee mensen in en een naast het karretje. Het houten wagentje is getimmerd op de as van een auto. Knap werk. Een vijftal kinderen onder de hoede van een groter kind loopt met blote voeten in het hete zand. Ze hebben geen speciale belangstelling voor ons. Bedelen doen ze niet. Waar komen ze vandaan? O wacht, daar staat een soort onderkomen. ‘My friends, welcome to push & pull, the place where good friends meet’ heeft er op de vaag blauwe muur gestaan. Kennelijk komen er geen goede vrienden meer: de ene ‘e’ van ‘meet’ is weggepoetst tot de verleden tijd: ‘met’ (= ontmoetten). Het ziet er niet bewoond uit, maar dat is vaak schijn. Naast het optrekje staat een auto zonder wielen met de as op hoopjes stenen. Dit soort behuizingen en erfjes zie je vaker onderweg, in heel Namibië. Ze zijn meestal wel bewoond.
van deze mevrouw kocht mijn vrouw een paar poppetjes, echt made in Kunene land, Damaraland; re: haar stalletje. Een grote tegenstelling met waar wij gingen lunchen:
Twyfelfontein Country Lodge
prachtig slangetje dat ik net op tijd scherp in beeld had, voor hij weg flitste
er zitten ook heel mooie, felgekleurde hagedissen rond deze lodge
petrogliefen in de rotsen bij de lodge
rotstekeningen bij de lodge
Luxe lunchen in Twyfelfontein Country Lodge
We slaan af, de D2612 op. Die leidt ons eerst naar de Twyfelfontein Country Lodge. Daar blijven we een poosje voor een drankje en voor de lunch. Het is een fraaie lodge, met daken van olifantsgras (lijkt op onze rieten daken) en huisjes die fraai in het landschap zijn ingepast. De lodge zelf is ook zeer fraai en we zinken in een van de leren banken met uitzicht op de omgeving. Wanden zijn er niet. Het is er lekker koel. Een koel glas witte wijn of bier gaat er goed in. Gisteren en vanmorgen rilden we van de kou in een vijandig landschap, nu zoeken we elk plekje schaduw dat er is en zitten we luxe te genieten. Bij de lodge staat een uitgegraven stam van een Welwitschia. Op de stenen om de lodge zitten felgekleurde hagedissen. Ze kunnen tijden doodstil zitten maar dan opeens bliksemsnel wegschieten. Ook diverse fraai gekleurde vogels vragen om een foto. Bij de hagedissen is dat nog wel lastig, want ze zijn bliksemsnel en zitten vaak net niet met hun kop de goede kant op. Maar ze zijn mooi!
Rotstekeningen en -inscripties
De lunch is zelfbediening van het buffet en dan kun je kiezen voor volledige versie maar ook voor de salade-variant. Die laatste biedt ons ruim voldoende voor een heerlijke en gezonde lunch met eindelijk ook eens voldoende groente. We genieten. Na het eten verkennen we de omgeving. Er zijn namelijk hier ook rotstekeningen en -inscripties te zien. Het verschil zal duidelijk zijn: de laatste zijn niet getekend maar in de rots gekrast. Daardoor trouwens vaak wat minder goed te zien, vooral als er veel dieren dicht bij en door elkaar staan gegraveerd. Maar na enig zoeken en nog eens kijken zie ik toch giraffen en diverse soorten antilopen en een paar olifanten. En een paar handjes en daarbij een hoop stipjes. Die laatste zouden kunnen wijzen op het aantal dieren dat de graveur heeft gedood. Nee, dan zijn de tekeningen duidelijker.
Het werelderfgoed van Twyfelfontein: de prehistorische rotstekeningen.
Na de lunch is het een klein stukje rijden naar het werelderfgoed van Twyfelfontein: de prehistorische rotstekeningen. Deze tekeningen zijn overigens wel in de rots gekerfd, maar duidelijker dan die bij de lodge. We krijgen een gids toegewezen van het park, die zich voorstelt als Theo, een vrolijke man die trots is op zijn land en omgeving en plezier heeft in zijn werk. We doen de ‘Lion Man Route’. Die is zo genoemd naar een van de tekeningen van een leeuw met een heel lange staart en menselijke tenen. Die leeuw is ook op het uniformshirt van onze gids geborduurd. Eerst komen we langs de onbetrouwbare bron waarnaar deze plaats is genoemd. Er staan resten van een boerderijtje. In de taal Nama/Damara heet het gebied Uri-Ais, = "springende bron". Toen in 1947 een blanke boer zich in de streek vestigde, bleek de bron minder betrouwbaar dan gedacht: vandaar die Twijfel of Twyfel. Nu is het er omheen wel groen, maar veel water zien we er niet. In 1964 werd de onderneming verlaten, maar de naam is gebleven.
de historische boerderij of wat ervan over is. Links bij het groen de bron die de plaats de naam Twyfelfontein gaf
we gaan op pad met de gids. Het is na de middag en zeer heet.
we nemen de Man Lion route; de Man Lion is het symbool geworden van dit werelderfgoed; de leeuw staat op het shirt van onze gids en hieronder het origineel op de steen
De Man Lion heet zo omdat hij mensentenen heeft, net handjes met dikke vingers...
beetje kruip door sluip door
het is wat klimmen soms in die hitte
Nationaal monument
De vallei werd beroemd toen er vele honderden prehistorische rotstekeningen werden ontdekt. Het is niet bekend wanneer de ontdekking gedaan werd. Onder anderen volkenkundige Reinhard Maack (1892-1969) en geoloog Volkmann worden genoemd als de eerste onderzoeker die ze wereldkundig maakte. Het bleken meer dan 2500 verschillende prenten te zijn. Tegenwoordig is er zelfs sprake van meer dan 5000. Nadat er al vele exemplaren waren ontvreemd, werd Twyfelfontein in 1952 uitgeroepen tot nationaal monument, en in 2007 tot werelderfgoed volgens de lijst van UNESCO. De tekeningen zijn niet alleen vanwege hun ouderdom bijzonder, maar ook omdat ze in de steen gekerfd zijn terwijl primitieve kunst meestal is geschilderd met natuurlijke pigmenten en houtskool. De tekeningen zijn uitbeeldingen van jachtscènes, met jagers die zijn uitgerust met pijl-en-boog. Tussen abstracte en geometrische voorstellingen zijn veel dieren getekend.
De datering van de tekeningen is niet eenvoudig. Tegenwoordig wordt aangenomen dat de gravures in zes verschillende periodes zijn vervaardigd, beginnend in 300 v.Chr. en eindigend kort na 1800. De gravures zijn zonder metalen werktuigen tot stand gekomen. Vermoed wordt dat het gereedschap van de makers bestond uit kwarts, omdat er veel kwartssplinters bij de rotsen gevonden zijn.
De route eist wat klim- en klauterwerk, maar de gids helpt je zo nodig. We zien heel wat stenen waarop dieren zijn afgebeeld. Soms duidelijk, soms moet je twee keer kijken om te zien wat het voorstelt. De rotsen weerkaatsen de verzengende middaghitte en het is goed dat we een flesje water bij ons hebben. Na anderhalf uur hebben we ‘alles’ gezien en wandelen we terug naar het bezoekerscentrum. De bus heeft gelukkig geparkeerd gestaan onder een speciaal daarvoor gebouwde overkapping dus daarin is het slechts matig heet.
Damara Living Museum
Er staat nog een culturele activiteit op ons programma: het Damara Living Museum. De Damara zijn/ waren samen met de Bosjesmannen een van de oudste volkeren van Namibië. Hun cultuur was een mix van jagers-verzamelaars en herders met vee, geiten en schapen. De Damara's woonden al in het gebied voordat de Herero's in de 18e eeuw en de Nama's in de 19e eeuw hier kwamen. Hun taal Nama/Damara behoort tot de Khoisan-talen, met al die merkwaardige klik-verschijnselen. Zij hebben deze gemeen met de in het zuiden woonachtige Nama's. Tijdens de kolonisatie van het land door de Duitsers is het volk eigenlijk ten onder gegaan. De Damara’s die overbleven, werden in de periode 1960-1970 door het Zuid-Afrikaanse apartheidsregime verplicht om zich te vestigen in een 'thuisland', genaamd Damaraland, een gebied met arme grond en weinig regenval. Het aantal Damara's wordt nu geschat op meer dan 100.000.
de smid
vuur maken met een stokje in een blokje
en wat olifantsgras erbij en met wat geduld en doorzetten lukt het
onze Damara gids
In dit unieke museum, dat een eigen website heeft, kunnen we kennis nemen van de verloren cultuur van dit oude volk. Het museum bestaat pas sinds 2010. Het is een soort “Orvelte in Afrika”, ik bedoel: nogal toeristisch opgezet met demonstraties van oude ambachten en zo, maar niettemin wel aardig om te zien. Een nog tamelijk jonge dame met een formidabele stem en blote hangborsten leidt ons langs de hutten. Ze heeft er plezier in om haar taal met zo hard mogelijke klikken te spreken. We komen langs een mevrouw die, een beetje verveeld, allerlei kruiden te voorschijn haalt, waar iets bij verteld wordt. Zij spreekt zelf de Damara-taal met veel klik-geluiden; onze gids vertaalt in het Engels. Op een dierenvel op de grond naast haar ligt een peuter, vast in slaap. De vrouwen uit onze groep die dat willen, krijgen hier een plekje oker op hun wangen gesmeerd. Net als de Himba, die dit nu nog doen, gebruikten de Damara dit als bescherming van de huid tegen de felle zon.
Ik spreek met een Damara man in mijn 'eigen' taal: fascinerend
De smid pookt het vuurtje nog even op en tikt nutteloos met een hamer op een stuk metaal. Onder een volgend afdak zijn een paar mannen bezig met een ingewikkeld spel, met balletjes en gaten in de grond. Ik heb weinig gevoel voor spelletjes, maar hier kon ik helemaal niets van maken. Een kennis die nu in Vietnam woont en die we daar als gids leerden kennen, heeft enkele jaren in Afrika gewoond. Hij appte: ‘Ik heb dat spel vroeger wel gespeeld.’ Met een van de spelende mannen heb ik een kort gesprekje. Hij spreekt Afrikaans en ik Nederlands. We verstaan elkaar goed. Dit vind ik toch wel fascinerend: Nederlanders denken wel vaak wat min over het belang van de Nederlandse taal, maar ondertussen kan ik hier in Namibië toch maar mooi met een Damaraman spreken in mijn eigen taal en kunnen wij allebei vergenoegd concluderen ‘dat wij eigenlijk dezelfde taal spreken’. Een high five bekrachtigt onze conclusie. Mooi is dat toch. Als we weg gaan, wenst hij me een ‘Baie lekker pad’: een heel goeie reis.
links de man met wie ik een leuk gesprekje had over ons beider taal die bijna hetzelfde was
Even verder zit een man met één been tussen wat dierenvellen. De huidenpreparateur? Een paar dames hebben wat schalen met kralen bij zich staan. Zij moeten sieraden maken. Gewerkt wordt er niet. Ze hebben nog gelijk ook in deze hitte. Het leukst is wel dat een paar jonge mannen vuur maken. Met een stokje dat snel rondgedraaid wordt in een houten blokje met uitsparingen. Wat heel licht gras erbij en dan wat grover, draaien en draaien en dan… warempel, er komt rook. En waar rook is, is vuur weten wij in Nederland en dat klopt ook hier in Namibië. Dan is het tijd voor een dans. Iedereen draaft op. Een stuk of twintig mannen en vrouwen dansen een dans die eens iets betekende. Nu wordt hij plichtmatig afgedaan voor een stuk of wat toeristen. Maar het is goed dat dit museum er is, en het was ook leuk ter afwisseling.
Madisa Camp is een bijzondere plek
Naar de overnachtingsplek is het nog een eindje landinwaarts rijden over smalle lokale (zand)wegen. Ik kan me voorstellen dat je deze lodge niet snel vindt als je geen goede navigatie hebt. Madisa Camp is een bijzondere plek. We komen aan bij de centrale locatie, waar we getrakteerd worden (zoals bijna bij elk hotel trouwens) op een welkomstdrankje. Er is een bron waar ‘wel eens’ olifanten komen drinken. Als wij er zijn, zijn ze heel ver weg en al in een half jaar niet gezien. Helaas. Misschien dan wat minder daarmee adverteren en geen verwachtingen wekken die niet waargemaakt worden. De website is trouwens sinds 2015 niet bijgewerkt, tja, dan krijg je dat. Het stel dat de zaak beheert, is echter erg vriendelijk en behulpzaam. Al met al ‘heeft’ het hier wel wat. Tijdens ons verblijf kunnen de accu’s van camera’s en zo hier bij de receptie achter de bar opgeladen worden. Alle verdeelstekkerdozen en snoeren worden bij elkaar gelegd. Het zal een bijna onontwarbare knoop worden. In de tenthuisjes is geen elektriciteit.
onze tent en het uitzicht (onder)
de 'en suite' openlucht-badkamer; links de donkey, de houtgestookte boiler, re v.l.n.r. de douche, de wastafel en onzichtbaar achter het muurtje het toilet
De slaapplek is weer grandioos
Met een pick-up-truck worden we naar onze onderkomens gebracht. Die liggen niet zo ver als vorige keer in de woestijn, maar toch. Wij krijgen een dubbele familietent samen met een meereizend stel. Elektriciteit is er dus niet en de beloofde olielampen ontdekken we ook niet. De kleine zonnecellampjes bij de receptie zijn zeer beperkt beschikbaar ‘omdat de meeste gestolen zijn.’ Merkwaardig. Gelukkig heb ik mijn eigen ledlamp bij me die een hoop licht geeft. Kunnen we ons vanavond toch redden. Thuis bij, dat zeg ik, Gamma, voor een paar euro gekocht… Die heeft zijn nut zeker gehad deze vakantie. De ‘en suite badkamer’ klinkt aardig, chic zelfs, maar is een openluchtgebeuren tussen ‘natuurlijk’ gemetselde muurtjes van ruim anderhalve meter hoog. Er is inderdaad een keurig spoeltoilet, een wastafel en verderop een douche, die niet, zoals gemeld, op zonne-energie werkt, maar op een donkey, een houtstook-boiler. Als je hier zit als familie is het, denk ik, aardiger dan als je dit sanitair moet delen met een ‘vreemd’ stel. Het is tentdoek dus nogal gehorig. Het is dus in alle opzichten wat behelpen, maar de bedden zijn goed. En de plek is weer grandioos! Dat maakt alles goed. De tent is gebouwd tegen de rotsen en voor ons is een terrasje vanwaar we een uitzicht hebben op de savanne, zo mooi! Vooral als de zon na zessen achter de struiken zakt en de hele omgeving een klein uurtje in een oranje gloeiend licht zet. Ik wandel wat in de omgeving, maak foto’s. Die ‘African sunsets’, iedere keer weer een belevenis.
de avondzon zet de omgeving op zijn Afrikaans in een gouden licht
gevolgd door weer zo'n grandioze apotheose
Potjiekos
Voor het avondeten worden we opgehaald door de pick-up. We zitten aan een lange tafel op een boomstronk. Ik zit net op een flinke noest en dat zit niet fijn. Het eten is simpel en bestaat uit een wortelsalade, een potjiekos en een stuk koek na. Potjiekos (uitspraak: poikiekos) is een traditioneel gerecht uit de Zuid-Afrikaanse keuken. Potjiekos betekent potje eten. Het is een stoofpotje waarin verscheidene ingrediënten langzaam worden klaargemaakt. Het ‘potjie’ is een gietijzeren kookpot met drie poten die op een houtvuurtje wordt verhit. Het eten kent zijn oorsprong bij de Zuid-Afrikaanse Voortrekkers. Zij hadden een ijzeren pot die meeging met hun trektochten door Zuidelijk Afrika. Onderweg werden de ingrediënten verzameld, zoals groenten en wild. Deze werden in de pot samen gevoegd zodat er een rijkelijk gerecht ontstond. Zelfs de botten van het wild gingen in de pot om de stoofpot aan te dikken. In ons geval zit er spiesbok in, met inderdaad veel botten en vet en vellen. Echt lekker stoofvlees is er weinig of het is er al uit als ik opschep. Maar niettemin smaakt het uitstekend. De setting doet ook wat natuurlijk. Zo onder de sterrenhemel eten, dat heeft wel wat.
bereiding van de potjiekos
Potjiekosgevoel
Potjiekosgevoel
"Potjiekos is kuierkos. Dis n vuurtjie en n driepootpot. n Paar stukke vleis, groentetjie, spesrytjie of drie. En n skootjie wyn vir die geur.
Potjiekos is saamweeskos met n paar vriende en n paar bottels wyn. Dis n gemoedelike saamsit, saamgesels en saam doen. Die een skil die aardappels, die ander sny die vleis en nog een krap n paar koletjies onder die pot se pensie. Ander gee raad van die kant af of geniet sommer van die geselskap.
En dan, na n paar uur van stadig prut en van goeie wyntjies drink, word die deksel opgelig. Die geure het nou tot heerlikheid getrou. Die sousie le mooi dik in die pot. Die vleisie voel al lekker sag. Die mense skuif nog n bietjie nader, snuif-snuif die warm walms. En so kry elkeen n beurt met die langlepel om vir hom/haarself te skep. En na die eerste uitroepe van genot is daar n besige stilte van lekkerkry.
Dit is potjiekos!" ….aangehaal uit die boek van Dine van Zyl : Potjiekos.
De pick-up brengt ons weer naar onze onderkomens. Wij zitten het verst weg van de lodge. We wensen de buren welterusten en proberen ons te redden bij het licht van mijn ledlantaarn. Dat gaat best. We hebben toen het nog licht was al de nodige spullen uit de koffer klaar gelegd en gezet. Ik slaap als een roos maar mijn vrouw niet. Die is de volgende morgen dan ook al weer vroeg op.
's morgens is het zonlicht al even mooi als 's avonds ... en de schaduwen even lang