Centraal Azië, langs de Zijderoute: Oezbekistan - Over Bukhara

Hits: 48452

Artikelindex

 

Over Buchara, de heiligste, de nobele

Buchara (Bukhara) was “meer dan duizend jaar de heiligste stad van Centraal Azië, een oosters doolhof met moskeeën en medresses in iedere straat, met tientallen karavanserais, met de prachtigste turkooise koepeltjes daarboven en de uitbundigste façades op de vele pleintjes, waar de kamelen met balen zijde de straat onveilig maakten, waar op iedere vierkante meter goederen verhandeld werden, waar de ezeltjes zich in de massa een weg baanden en waar om de honderd meter een overdekte bazar was met winkeltjes van de juweliers, de wisselaars of de kopersmeden.” Dit schrijft publicist Ton Vroom die een tijd woonde in Oezbekistan. 

In de negende en tiende eeuw was deze stad te vergelijken geweest met het huidige New York of Parijs. Er woonden in deze belangrijke stop op de Zijderoute toen 300.000 inwoners, een echte metropool dus in die tijd. Na Mekka was de stad met 300 moskeeën en vele madrassa’s het belangrijkste Islamitische centrum van de wereld. Het licht van de Islam scheen op de aarde, zei men, maar vanuit het heilige Bouchara scheen het naar boven. 

Gematigde Islam

Tegenwoordig is Buchara en het land Oezbekistan nog steeds Islamitisch, maar net als in Turkmenistan zie ik hier geen gesluierde vrouwen lopen, laat staan chadors. Wel zie ik hoofddoekjes, maar kleurig, sierlijk en losjes gedragen. De oproep tot gebed die je in landen als Egypte vijf keer per dag doet opschrikken als hij van de minaretten schalt, is hier nauwelijks of niet te horen. Ik heb hem niet gehoord. Ook openbare uitingen van de Islam zie ik hier niet. Buchara is een drukke stad, die bijna een westerse stad zou kunnen zijn, ware het niet dat daar niet zulke fraaie moskeeën en koranscholen staan. Ik heb in delen van onze grote steden –als ik daar al eens kom-  meer het gevoel dat ik in een Islamitisch land ben dan ik dat hier had. Vreemd toch eigenlijk. 

Vroeger

In 2006 kwam Colin Thubron (auteur van “Schaduw van de Zijderoute”) hier terug na een eerder bezoek in de vorige eeuw. Er strekt zich “een woestenij van restauratiewerkzaamheden uit”, schrijft hij. “Alles werd in razende vaart met felgekleurde baksteen vernieuwd.” Op de binnenplaatsen van de theologische hogescholen waren de studentencellen veranderd in “nesten voor winkeliers, volgehangen met bijouterieën en tapijten”. De meeste van die scholen waren in de 16e eeuw opgericht door de Sjaibaniden. De stad beleefde gloriedagen en streefde Samarkand voorbij. Buchara, ‘de heilige, de nobele’ werd ze genoemd. Wie de geschiedenis napluist zal weinig of geen bron vinden die negatief schrijft over deze stad. In de 19e eeuw trad langzaam het verval in. De vele stilstaande vijvers en kanalen zoals het Labi Hausz complex, raakten vervuild door vee en honden, en verspreidden besmettelijke ziekten. De enkele westerling die zich hier nog waagde, sprak van smerigheid,” trots, ontaarde etiquette en vroomheid”. De kanalen en vijvers werden via een kanaal gevoed door water uit de Zerafshan rivier; deze loopt dood in de woestijn. Omdat het water onvoldoende werd ververst, en door de warmte, was het water een broeinest van insecten en parasieten en ongedierte. Men dronk eruit maar het vee ook. En de talloze zwerfhonden. 

De Russen hebben een eind gemaakt aan deze ongezonde situatie door de meeste ‘hauzen’ te dempen. Labi Hausz is dus nog over. Rond de vijver staan drie madrassa’s en het is nog steeds dé hangplek voor ouderen en jongeren. 

Dzjengis Kahn onder de indruk

In 2006 zag Thubron de 46 m hoge Kalyan minaret, in 2015 loop ik langs de voet ervan. Dzjengis Khan was zo onder de indruk van de minaret dat hij die liet staan toen hij de rest van de stad in 1220 met de grond gelijk maakte. In zijn hele bestaansgeschiedenis is de minaret fier overeind gebleven, alleen in een burgeroorlog in de 20e eeuw liep hij wat schade op. 

    Kalyan minaret bij zon en maan   

Over de minaret worden gruwelijke verhalen verteld in verband met executies en slaven die met het oor werden vastgespijkerd. Nu waren dat andere tijden dan nu en de doodstraf was een vaak uitgedeelde straf. Het bloed op het hakblok van de beul had nauwelijks tijd om op te drogen. Was het niet het hoofd dat van de romp moest worden gescheiden, dan was het wel een hand van iemand die een wat minder zwaar misdrijf, zoals diefstal, had gepleegd. Straffen die overigens in landen als Saoedi Arabië en Iran nu nog tot de zeer gebruikelijke horen. 

Maar laten we niet vergeten dat bij ons in de 16e eeuw het niet veel anders toeging. Ik lees momenteel “De beloofde stad” van historicus Luc Panhuysen over de geschiedenis van de wederdopers in de stad Munster. ( Je weet wel: over Jan(tje) van Leiden…) Wel, daarin kom je dezelfde gruwelen tegen. Niet alleen gepleegd door rauwdouwers als Greate Pier maar ook door de overheid. Wederdopers werden zonder pardon onthoofd, vrouwen in zakken genaaid en in de rivier gegooid of opgehangen aan hun deurpost. Bijzondere ‘vangsten’ kregen een speciale behandeling: Panhuysen beschrijft een geval dat bij iemand op de pijnbank zijn hart werd uitgesneden. Dat werd het slachtoffer in zijn gezicht gesmeten met woorden als: hier, vreet je slechte hart maar op; de rest van het lichaam werd in vieren gedeeld en bij elke stadspoort werd een deel opgehangen of op een paal gespietst. Nederland, begin 16e eeuw. Betekent dit, dat deze Islamitische landen als Saoedi Arabië en Iran wat dit betreft honderden jaren “achter” lopen? Is de vraag stellen, hem beantwoorden? 

Wel héél wreed

Maar sommige emirs waren wel extra wreed. Zo regeerde in de 19e eeuw nog de emir Nashrullah Khan over Buchara. Om aan de macht te komen, liet hij zijn drie broers onthoofden en meteen ook maar 28 familieleden vermoorden. Risicobeheersing zal hij dat wel genoemd hebben. Op zijn sterfbed gaf hij bevel zijn vrouw en drie dochters te doden, waarschijnlijk opdat ze niet een ander toevielen. 

Welnu, misdadigers die het wel erg bont hadden gemaakt, kregen ook hier een speciale behandeling. Na 105 treden klimmen naar de top van de Kalyan minaret werd de schurk in een zak gestopt en na het voorlezen van zijn wandaden over de rand geduwd. De zak zal misschien een soort genade geweest zijn: de schurk zag niet hoe hoog het wel was en kreeg dus in zijn laatste ogenblikken geen last van hoogtevrees. Anderen zien in het toepassen van de zak een hygiënische en praktische reden: het zou het opruimen beneden vergemakkelijken en de omstanders, die er natuurlijk altijd  zijn bij zo’n schouwspel, zouden hun kleren schoon houden. 

In dit verband vertelt Sven Standhardt, SRC-reisleider sinds 1995, in zijn blog “Het rijke verleden van Bukhara” (sept.2013) het volgende:

“Midden in Bukhara staat de hoogste minaret van het land, de Kalyan-minaret. Vele legenden zijn hieraan verbonden. Eén ervan vertelt ons dat het leven van de vrouw van de khan niet altijd even gemakkelijk was. Ooit leefde er in Bukhara een wrede khan die zijn bevolking onderdrukte en voor wie iedereen grote angst had. Hij was een slechte bestuurder en besteedde zijn meeste tijd en geld aan persoonlijke pleziertjes. Zijn vrouw probeerde de situatie in het land te verbeteren en deed veel voor de bevolking. Ze moest dit in het geheim doen. 

Op een dag kwam aan het licht wat ze had gedaan en de khan veroordeelde zijn vrouw tot de doodstraf. Ze zou van de Kalyan-minaret geworpen worden. Van haar man mag ze nog een wens doen. Ze trekt al haar jurken aan en neemt afscheid van het volk. Tot grote verwondering van de bevolking vangen al die jurken veel wind en vliegt de vrouw als aan een parachute naar beneden, waar ze ongedeerd aankomt.”

 

Wreedheid, schoonheid en wijsheid

Naast al die wreedheden was er in Bukhara  ook ruimte voor schoonheid en wijsheid. Door de geschiedenis heen was het een magneet voor kunstenaars en geleerden. Grootmeesters als Avicenna en al-Farabi verbleven er geruime tijd.  Toen de islam in de 10de eeuw zijn opmars kende, droeg Bukhara hiertoe bij via beroemde telgen zoals Abou Ali Ibn Sina, bij ons beter bekend als Avicenna, de Aristoteles van de Middeleeuwen, dichter, geleerde en dokter, auteur van de “Canon”, gedurende eeuwen het basiswerk voor studenten geneeskunde.  En de geleerde Ulugh Beg, maar over hem later meer. 

naar boven